musical

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  musical    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• mu·si·cal

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zangspel’ voor het eerst aangetroffen in 1961

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	musical	musicals
verkleinwoord	musicalletje	musicalletjes

Zelfstandig naamwoord

de musical m

1. (kunst) toneelstuk of film waarin wordt gedanst en een deel van de tekst gezongen wordt

Hyponiemen

• kerstmusical

Vertalingen

    1.   

Engels: musical (en)

Gangbaarheid

• Het woord musical staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "musical" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.