morren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van morren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		morren			te morren
	toekomend		zullen morren			te zullen morren
voltooid	tegenwoordig		hebben gemord			te hebben gemord
	toekomend		gemord zullen hebben			gemord te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	morrend		gemord			ev. mor	mv. verouderd mort	morre
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	mor	mort	mort	mort	mort	morren	morren	morren
verleden (o.v.t.)	morde	morde	morde	morde	morde	morden	morden	morden
toekomend (o.t.t.t.)	zal morren	zult/zal morren	zult/zal morren	zult morren	zal morren	zullen morren	zullen morren	zullen morren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou morren	zou morren	zou(dt) morren	zoudt morren	zou morren	zouden morren	zouden morren	zouden morren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gemord	hebt gemord	hebt/heeft gemord	hebt gemord	heeft gemord	hebben gemord	hebben gemord	hebben gemord
verleden (v.v.t.)	had gemord	had gemord	had gemord	hadt gemord	had gemord	hadden gemord	hadden gemord	hadden gemord
toekomend (v.t.t.t.)	zal gemord hebben	zal/zult gemord hebben	zult/zal gemord hebben	zult gemord hebben	zal gemord hebben	zullen gemord hebben	zullen gemord hebben	zullen gemord hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gemord hebben	zou gemord hebben	zou/zoudt gemord hebben	zoudt gemord hebben	zou gemord hebben	zouden gemord hebben	zouden gemord hebben	zouden gemord hebben