mimicus

Nederlands

mimicus

Uitspraak

• Geluid:  mimicus    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• mi·mi·cus

Woordherkomst en -opbouw

• uit het Latijn met het achtervoegsel -icus

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	mimicus	mimici
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de mimicus m

1. toneelspeler dien alleen maar werkt met gebaren zonder gebruik te maken van tekst

Synoniemen

• gebarenspeler, mimespeler

Gangbaarheid

• Het woord mimicus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mimicus" herkend door:

46 %	van de Nederlanders;
54 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.