messchede
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mes·sche·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mes en schede
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | messchede | messchedes messcheden |
verkleinwoord | messchedetje | messchedetjes |
Zelfstandig naamwoord
- een nauwsluitende houder waarin het lemmet van een mes ter bescherming opgeborgen wordt
- (tweekleppigen) Solen marginatus een marien tweekleppig weekdier, met een geheel rechte schelp
- De meeste messchedes gevonden op Nederlandse stranden zijn van fossiele herkomst.
Synoniemen
- wetenschappelijk) Solen vagina
Hyperoniemen
Vertalingen
1. een nauwsluitende houder waarin het lemmet van een mes ter bescherming opgeborgen wordt
2. een marien tweekleppig weekdier, met een geheel rechte schelp
|
Gangbaarheid
- Het woord messchede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "messchede" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Tweekleppigen in het Nederlands
- Weekdieren in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 81 %
- Prevalentie Vlaanderen 87 %