materialiseren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  materialiseren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ma·te·ri·a·li·se·ren

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van het Franse matérialiser (met het achtervoegsel -eren)

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
materialiseren	materialiseerde	gematerialiseerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

materialiseren

1. wederkerend zich ~: veranderen in een stoffelijke gedaante

Synoniemen

• verstoffelijken, stoffelijk maken, stoffelijk voorstellen

Afgeleide begrippen

• materialisatie, materialisering

Vertalingen

    1.   

Engels: materialise (en), materialize (en) Frans: matérialiser (fr)

Spaans: materializar (es)

Gangbaarheid

• Het woord materialiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.