losdag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- los·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | losdag | losdagen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de losdag m
- de periode die nodig is om de lading uit een schip te halen
- een dag waarop men een schip lost
Vertalingen
1. een dag waarop men een schip lost
Gangbaarheid
- Het woord losdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "losdag" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be