Naar inhoud springen

livestock

Uit WikiWoordenboek

Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
livestock -

Zelfstandig naamwoord

livestock

  1. (veeteelt) (economie) vee, veestapel (als economisch goed)
  2. (verouderd) ongedierte in het menselijk lichaam
Schrijfwijzen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Amerikanen;
100 % van de Britten.[3]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 10 juni 2021 Weblink bron livestock in: Merriam-Webster Dictionary op Merriam-Webster.com
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 juni 2021 Weblink bron live stock, ˈlive-stock in: Oxford English Dictionary, second edition (1989) op oed.com
  3. Bronlink geraadpleegd op 30 september 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be