leuteren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  leuteren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• leu·te·ren

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘kletsen’ voor het eerst aangetroffen in 1809

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
leuteren	leuterde	geleuterd
zwak -d	volledig

Werkwoord

leuteren

1. onovergankelijk praten zonder nuttige inhoud

Synoniemen

• kletsen

Hyponiemen

• verleuteren

Afgeleide begrippen

• geleuter, leuteraar, leuterkoek, leuterkous, leuterpraat

Gangbaarheid

• Het woord leuteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leuteren" herkend door:

97 %	van de Nederlanders;
93 %	van de Vlamingen.