leesbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lees·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van lezen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | leesbaar | leesbaarder | leesbaarst |
verbogen | leesbare | leesbaardere | leesbaarste |
partitief | leesbaars | leesbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
leesbaar
- (media) van iets dat het makkelijk te lezen of te begrijpen is
- Deze journalist kan heel ingewikkelde zaken zo opschrijven dat het voor iedereen leesbaar is.
- ▸ Er is geen bestemming zonder duidelijkheid over de herkomst en geen toekomst zonder een leesbare versie van het verleden.[1]
- dat een handschrift makkelijk te lezen is
- Deze dokter schreef zo leesbaar dat er geen fouten gemaakt konden worden in de apotheek.
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord leesbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leesbaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 19
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be