kledij

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  kledij    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• kle·dij

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van kleden met het achtervoegsel -ij

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	kledij
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kledij v

1. (formeel) kleding

   • De kledij van vrouwen is vaak kleuriger dan die van mannen. 

Hyponiemen

   

ambtskledij avondkledij badkledij boerenkledij burgerkledij carnavalkledij carnavalskledij feestkledij fietskledij kinderkledij merkkledij ochtendkledij outdoorkledij regenkledij reservekledij ridderkledij rouwkledij sportkledij stadskledij strandkledij tweedehandskledij uitgaanskledij veiligheidskledij visserskledij vrouwenkledij werkkledij winterkledij zomerkledij zwemkledij

Vertalingen

    1.   

Spaans: indumentaria (es) v

Gangbaarheid

• Het woord kledij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kledij" herkend door:

97 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.