kite

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  kite    (hulp, bestand)
• IPA: / kɑjt / (1 lettergreep)

Woordafbreking

• kite

Woordherkomst en -opbouw

• van Engels kite (1)

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	kite	kites
verkleinwoord	kiteje	kitejes

Zelfstandig naamwoord

de kite m

1. grote matrasvormige met twee lijnen bestuurbare vlieger, waaraan men zich laat voorttrekken

Hyponiemen

• tubekite

Afgeleide begrippen

• kiteboard, kiteboarden, kiter, kiteskaten, kitesurfen, kitesurfer

Gangbaarheid

• Het woord 'kite' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Zelfstandig naamwoord

kite

1. vlieger m; opgelaten voorwerp
2. vlieger; meetkundige figuur.
3. (havikachtigen) wouw (roofvogel)