kinderlijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kin·der·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kinderlijk kinderlijker kinderlijkst
verbogen kinderlijke kinderlijkere kinderlijkste
partitief kinderlijks kinderlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

kinderlijk

  1. overeenkomstig de aard van een kind (kindsheid), zoals een kind is of doet
    • Soms gedroeg hij zich ronduit kinderlijk. 
     Bennink weet van alles een muziekinstrument te maken, zegt de jury. "81 is hij nu, maar hij benadert muziek nog altijd met kinderlijk enthousiasme."[4]
  2. naïef, onbevangen
Typische woordcombinaties
  • kinderlijk eenvoudig
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord kinderlijk kinderlijken
verkleinwoord kinderlijkje kinderlijkjes

Zelfstandig naamwoord

het kinderlijko

  1. dode lichaam van een kind
     Dat veel graven in inscripties ndr heten, “gelofte”, helpt niet: het kinderlijk kan zowel een in dank gebracht mensenoffer zijn als een jonggestorven kind zijn, begraven in de hoop op een nieuw kind, waarvoor een gelofte kan zijn gedaan. De grafschriften brengen ons dus niet veel verder.[5]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. kinderlijk op website: Etymologiebank.nl
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. Bronlink geraadpleegd op 24 mei 2024 Weblink bron “André Rieu en Han Bennink ontvangen Edison Oeuvreprijs” (9 oktober 2023) op nu.nl op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 24 mei 2024 Weblink bron Gearchiveerde versie
    Jona Lendering
    “De tofet van Karthago” (9 januari 2022) op nrc.nl op Wikipedia
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be