kasplant
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kas·plant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kas en plant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kasplant | kasplanten |
verkleinwoord | kasplantje | kasplantjes |
Zelfstandig naamwoord
- (tuinbouw) een plant geweekt in een broeikas
- Kasplanten groeien niet in de volle grond.[1]
- dim. tant., (figuurlijk) kasplantje een onweerbaar of weinig weerbaar persoon.
- Toen de man in coma raakte leefde hij nog twee weken als kasplantje.
Gangbaarheid
- Het woord kasplant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kasplant" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ De inrichting van de tuin, Petershof-Weustenrade
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Tuinbouw in het Nederlands
- Zelfstandig verkleinwoord
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 86 %