kalenderdag

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  kalenderdag    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ka·len·der·dag

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  kalender  en  dag 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	kalenderdag	kalenderdagen
verkleinwoord	kalenderdagje	kalenderdagjes

Zelfstandig naamwoord

de kalenderdag m

1. (tijdrekening), (eenheid) de tijdsduur van 24 uur - van middernacht tot de eerstvolgende middernacht - waarvoor op de kalender een datum staat

   • We mogen de auto nog twee kalenderdagen langer gebruiken. 

Synoniemen

• dag, etmaal

Hyponiemen

• avond, middag, morgen, nacht, namiddag, ochtend

Afgeleide begrippen

• kalenderdagmethode

Verwante begrippen

• jaar, kwartaal, maand, week

Vertalingen

    1. middernacht tot middernacht   

Engels: calendar day (en)

Spaans: día calendario (es) m

Gangbaarheid

• Het woord kalenderdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.