journalistiek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: journalistiek (hulp, bestand)
- IPA: / ˌʒurnalɪsˈtik / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- jour·na·lis·tiek
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans journalistique, op te vatten als afgeleid van journalist zn met het achtervoegsel -iek [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | journalistiek | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de journalistiek v
- (media) verstrekking van informatie via de media
Synoniemen
Hyponiemen
- burgerjournalistiek, chequeboekjournalistiek, datajournalistiek, internetjournalistiek, onderzoeksjournalistiek, riooljournalistiek, wetenschapsjournalistiek
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | journalistiek | journalistieker | journalistiekst |
verbogen | journalistieke | journalistiekere | journalistiekste |
partitief | journalistieks | journalistiekers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
journalistiek
- betrekking hebbend op de nieuwsgaring
Gangbaarheid
- Het woord journalistiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "journalistiek" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ journalistiek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -iek in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Media in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %