jennen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  jennen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• jen·nen

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘plagen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1937

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
jennen	jende	gejend
zwak -d	volledig

Werkwoord

jennen

1. overgankelijk pesten, uitdagen

   • Hou eens op je broertje te jennen. 

Synoniemen

• plagen

Vertalingen

    1.   

Duits: triezen (de), piesacken (de) Engels: to tease

Frans: enquiquiner (fr) Spaans: chinchar (es)

Gangbaarheid

• Het woord jennen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jennen" herkend door:

97 %	van de Nederlanders;
93 %	van de Vlamingen.