irriteerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: irriteerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ir·ri·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
irriteren |
irriteerde
- enkelvoud verleden tijd van irriteren
- Ik irriteerde.
- Jij irriteerde.
- Hij, zij, het irriteerde.
- Ik irriteerde.