inschatting
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: inschatting (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·schat·ting
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van inschatten met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inschatting | inschattingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de inschatting v
- een niet heel nauwkeurige meting
- ▸ Naar aanleiding van het verhaal van Nathalie vroeg VVD-Kamerlid Michon vorige week om meer informatie over drogeren met een naald. Minister Yeşilgöz-Zegerius beloofde daarop voor de zomer met een inschatting van het probleem te komen. Ze vraagt ook cijfers op bij de politie.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord inschatting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inschatting" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ inschatting op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Jeroen Gortworst“Meer aangiftes van drogeren met een naald, landelijk beeld ontbreekt” (15 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be