ineen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  ineen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• in·een

Bijwoord

ineen

1. tot één geheel verenigd

   • Dit is een sofa en een reservebed ineen. 

2. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord: in elkaar

   • ineenduiken: Geschrokken doken zij ineen. 

Afgeleide begrippen

   

ineendraaien ineendringen ineenduiken ineenflansen ineenfrommelen ineengrijpen ineenkrimpen ineenkronkelen ineenlopen ineenpassen ineenrollen ineenschrompelen ineenslaan ineensluiten ineensmelten ineenstorten ineenstrengelen ineenvlechten ineenzakken ineenzetten

Vertalingen

    1.   

Engels: together (en)

Spaans: juntamente (es)

Gangbaarheid

• Het woord ineen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ineen" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
95 %	van de Vlamingen.