improvisatie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·pro·vi·sa·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord improvisatie improvisaties
verkleinwoord improvisatietje improvisatietjes

Zelfstandig naamwoord

de improvisatiev

  1. ter plekke verzonnen versie van een muziekstuk, voorlezing, enz. die niet van te voren bedacht is
    • Een improvisatie spelen. 
    • Moeiteloos liet ik me gaan in muzikale improvisaties. Wat een klank, wat een heerlijkheid gaf deze Bechstein ons. [1] 
     De hele schouderpartij was een soort modernistische improvisatie, heel ver verwijderd van de wiskundige regelmaat van de lokale kunst.[2]
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 173
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044625691
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be