horten

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  horten    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• hor·ten

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van hort met het achtervoegsel -en

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
horten	hortte	gehort
zwak -t	volledig

Werkwoord

horten

1. onovergankelijk haperen, schokken
2. overgankelijk aansporen (bijv. van een paard: hortsik)

Afgeleide begrippen

• horten en stoten, hortsik

Uitdrukkingen en gezegden

• De hort op zijn

op pad zijn

Vertalingen

    1.   

Engels: shake (en)

Zelfstandig naamwoord

de horten mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hort

Gangbaarheid

• Het woord horten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "horten" herkend door:

84 %	van de Nederlanders;
81 %	van de Vlamingen.