honderdtwintigjarige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·twin·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

honderdtwintigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdtwintigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdtwintigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdtwintigjarige honderdtwintigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de honderdtwintigjarigev / m

  1. levend wezen dat 120 jaar oud is of iets dat 120 jaar bestaat
    • De honderdtwintigjarige is de oudste inwoonster van de stad. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid