heup
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- heup
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heup | heupen |
verkleinwoord | heupje | heupjes |
Zelfstandig naamwoord
de heup m
- (anatomie) deel van beide zijkanten van het menselijk lichaam ter hoogte van het heupgewricht, waar het been met de romp verbonden is
- ▸ Zeer weinig mensen durven deze bijna 5.000 kilometer lange trail te lopen, die precies door het midden van Amerika loopt van Montana naar New Mexico, met af en toe een gratis grizzlybeer onderweg. Met een bearspray op je heup ga je wekenlang niemandsland in.[3]
- (anatomie) het heupgewricht
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden
- Het op zijn heupen hebben.
- Last hebben van een bui van humeurigheid.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord heup staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heup" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "heup" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ heup op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be