hazard

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  hazard    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ha·zard

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kans, geluk’ voor het eerst aangetroffen in 1484
• van het arabische yasara

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	hazard	hazards
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hazard m

1. kans op geluk
2. kans op pech

Synoniemen

• kans, waag, gevaar, risico, gok, buitenkansje, gokspel, kansspel, toeval, waagstuk

Afgeleide begrippen

• hazardspel

Gangbaarheid

• Het woord hazard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hazard" herkend door:

56 %	van de Nederlanders;
54 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.