gummiboot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gum·mi·boot
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gummi zn en boot zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gummiboot | gummiboten |
verkleinwoord | gummibootje | gummibootjes |
Zelfstandig naamwoord
- rubberboot, opblaasboot
- ▸ De centrale regering in de hoofdstad Jakarta heeft inmiddels twee transportvliegtuigen met voedingsmiddelen, veldkeukens, dekens en gummiboten naar het eiland gestuurd, maar net als eind 2004 hebben de hulpdiensten de grootste moeite om de getroffen gebieden te bereiken.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'gummiboot' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gummiboot" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “ndonesisch eiland Sumatra herbeleeft horror van tsunami” (25/12/2006), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be