grondbezitter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- grond·be·zit·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grondbezitter | grondbezitters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de grondbezitter m
- (economie) (landbouw) iemand die veel land in eigendom heeft
- ▸ Pierre had wat kennissen in de grote stad, en onbekenden haastten zich met hem kennis te maken en hem, als rijk man en de grootste grondbezitter van het gouvernement, hartelijk welkom te heten.[2]
- ▸ Australië blokkeert de gedeeltelijke overname van de grootste particuliere grondbezitter van het land aan een Chinees-Australisch consortium.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord grondbezitter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Australië wijst Chinese mega-grondaankoop af” (29-04-2016), NOS