geelhoutboom
Nederlands
Uitspraak
- (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
- geel·hout·boom
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van geelhout zn en boom zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geelhoutboom | geelhoutbomen |
verkleinwoord | geelhoutboompje | geelhoutboomjes |
Zelfstandig naamwoord
de geelhoutboom m
- (coniferen) Podocarpus latifolius een plant uit de familie Podocarpaceae . Die stam kan een doorsnede van 3 m bereiken. Deze boom is inheems in Zuid-Afrika en is de nationale boom van het land. De boom kan een ware reus worden in de altijdgroene wouden van de gebergtes van de kust, maar op blootgestelde berghellingen kan hij ook in lage dwergvormen voorkomen. De boom komt voor vanaf de provincie West-Kaap
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'geelhoutboom' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] geelhoutboom op Wikidata