fir
Engels
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- erfwoord via Middelengels firre van Angelsaksisch fyrh
enkelvoud | meervoud |
---|---|
fir | firs |
Zelfstandig naamwoord
fir
- (coniferen) benaming voor naaldbomen uit de dennenfamilie Pinaceae
- zilverspar, benaming voor naaldbomen uit het geslacht Abies
- (materiaalkunde) dennenhout