fietsnet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·net
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsnet fietsnetten
verkleinwoord fietsnetje fietsnetjes

Zelfstandig naamwoord

het fietsneto

  1. (verkeer) verzameling van met elkaar samenhangende fietsroutes
     Het is een belangrijke schakel die ontbreekt in het fietsnet', zegt een woordvoerder van stadsdeel Centrum.[1]
  2. een net dat men gebruikt voor het vervoer van bagage op een fiets
Synoniemen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Stadsdeel wil snel nieuwe fietsroute langs Nemo” (12 juli 2013), Het Parool
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be