eencellig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- een·cel·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | eencellig |
verbogen | eencellige |
partitief | eencelligs |
Bijvoeglijk naamwoord
eencellig [1]
- (biologie) uit één cel bestaand
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord eencellig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eencellig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be