Naar inhoud springen

dromerig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dro·me·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen dromerig dromeriger dromerigst
verbogen dromerige dromerigere dromerigste
partitief dromerigs dromerigers -

Bijvoeglijk naamwoord

dromerig

  1. geneigd tot dagdromen en mijmeren
    • Keest Bakels (uit Kees de jongen) en Woutertje Pieterse zijn typische voorbeeld van dromerige jongens. 
    • Tijdens zijn volgende verlof was Cécile er dromerig en betoverd met het puntje van haar wijsvinger overheen gegaan, wat Alberts stemming er niet beter op had gemaakt. [1] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 16
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be