dirigeren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- di·ri·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘richten, besturen’ voor het eerst aangetroffen in 1497 [1]
- afgeleid van het Franse diriger of daarvoor van het Latijnse 'dīrigere' met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dirigeren |
dirigeerde |
gedirigeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
dirigeren
- overgankelijk (muziek) leiding geven aan een groep mensen die musiceren
- Hij heeft dat orkest enige tijd gedirigeerd.
- overgankelijk mensen ergens heensturen
- Ze werden door de politieagent naar een zijstraat gedirigeerd.
- leiden
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord dirigeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dirigeren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "dirigeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Muziek in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %