debuggen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·bug·gen
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Engels [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
debuggen |
debugde |
gedebugd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
debuggen
- (informatica) overgankelijk de fouten ('bugs') uit een computerprogramma halen
- de programmeertaal die ik gebruik heeft zeer uitgebreide mogelijkheden voor het debuggen (en dat is maar goed ook)
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord debuggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "debuggen" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ debuggen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 53 %
- Prevalentie Vlaanderen 59 %