datje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dat·je
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | datje | datjes |
Zelfstandig naamwoord
het datje o dim. tant.
- een kleine hoeveelheid weinig opzienbarende informatie
- Ik heb even een datje over mezelf geschreven.
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- ditjes en datjes
kleine wetenswaardigheden
Gangbaarheid
- Het woord datje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "datje" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be