contrapunt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: contrapunt (hulp, bestand)
Woordafbreking
- con·tra·punt
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘verbinding van aantal stemmen op bepaald motief’ voor het eerst aangetroffen in 1795 [1]
- samenstelling van contra en punt [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | contrapunt | contrapunten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (muziek) hiermee wordt in de muziektheorie de leer der meerstemmigheid verstaan
- afwijking t.o.v. de omgeving
- ▸ De buitenproportioneel grote klokkentoren van rode baksteen met een witte marmeren omgang en een groen puntdak bracht met zijn asymmetrische plaatsing een belachelijk contrapunt aan in de rationele, paradeerbare ruimte, dat juist vanwege het feit dat het concessieloos gewaagd en overdreven was effectief en elegant uitpakte.[4]
Vertalingen
1. leer der meerstemmigheid
Gangbaarheid
- Het woord contrapunt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "contrapunt" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "contrapunt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ contrapunt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 26
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be