contradictorisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·tra·dic·to·risch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van contradictoir met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | contradictorisch | contradictorischer | |
verbogen | contradictorische | contradictorischere | |
partitief | contradictorisch | contradictorischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
contradictorisch [1]
Gangbaarheid
- Het woord contradictorisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.