constateer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: constateer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- con·sta·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
constateren |
constateer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van constateren
- Ik constateer.
- gebiedende wijs van constateren
- Constateer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van constateren
- Constateer je?