bringen

Duits

Uitspraak

• IPA: /bʀɪŋən/
• Geluid:  bringen    (hulp, bestand)
• Geluid:  bringen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• brin·gen

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Oudhoogduitse bringan

Werkwoord

bringen

1. brengen

Afgeleide begrippen

anbringen aufbringen einbringen mitbringen umbringen

unterbringen vorbringen wegbringen zurückbringen

Paroniemen

• dringen
• ringen
• wringen

Middelengels

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Angelsaksische bringan

Werkwoord

bringen

1. brengen

Schrijfwijzen

brenge bring bringe bringge

brinken brinngenn bringue bryng

brynge bryngen bryngge bryngyn

Overerving en ontlening

• Engels: bring
• Schots: bring

Middelnederduits

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Oudsaksische brengan / brengian / bringan

Werkwoord

bringen

1. brengen

Schrijfwijzen

• brengen

Overerving en ontlening

• Nedersaksisch: brängen, breggen, brengen, bringen

Middelnederlands

Uitspraak

• IPA: /brɪŋɡən/

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Oudnederlandse bringan

Werkwoord

bringen

1. brengen

Schrijfwijzen

• brengen
• bringhen

Afgeleide begrippen

• gebringen
• verbringen
• volbringen

Overerving en ontlening

• Limburgs: brenge
• Nederlands: brengen
  • Afrikaans: bring

Verwijzingen

• Middelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal

Nedersaksisch

Uitspraak

• IPA: /brɪŋən/, /brɪˑŋŋ̩/

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Middelnederduitse brengen / bringen

Werkwoord

bringen

1. brengen

Schrijfwijzen

• brängen
• breggen
• brengen

Oost-Fries

Werkwoord

bringen

1. brengen