boterkoek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bo·ter·koek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boter en koek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boterkoek | boterkoeken |
verkleinwoord | boterkoekje | boterkoekjes |
Zelfstandig naamwoord
de boterkoek m
- een koek, traditioneel bereid met roomboter, die gevuld wordt met amandelspijs
- Hij eet graag boterkoeken.
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
een koek, traditioneel bereid met roomboter, die gevuld wordt met amandelspijs
Gangbaarheid
- Het woord boterkoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boterkoek" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be