bootrit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- boot·rit
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boot zn en rit zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bootrit | bootritten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bootrit m
- korte (plezier)tocht in een boot
- ▸ Aanraders zijn Harms Kippenfarm, het Griezelbos en de bootrit door een tunnel.[1]
Gangbaarheid
- Het woord bootrit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Harms Kippenfarm“Grote attractieparken zijn uit, miniparken zijn in” (26-07-2017), Tubantia