bittere
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bit·te·re
Bijvoeglijk naamwoord
bittere
- verbogen vorm van de stellende trap van bitter
- ▸ Hierin wilde zij meevaren. Tot het bittere einde.[1]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bitteren |
bittere
- aanvoegende wijs van bitteren