bijlagen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bij·la·gen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bijliggen |
bijlagen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van bijliggen
- ...dat wij bijlagen.
- ...dat jullie bijlagen.
- ...dat zij bijlagen.
- ...dat wij bijlagen.
Zelfstandig naamwoord
de bijlagen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bijlage
Synoniemen
- [1] bijlages