beroepssporter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·roeps·spor·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van beroep en sporter met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beroepssporter | beroepssporters |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de beroepssporter m
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord beroepssporter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.