beroepsschrijver
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·roeps·schrij·ver
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van beroep en schrijver met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beroepsschrijver | beroepsschrijvers |
verkleinwoord | beroepsschrijvertje | beroepsschrijvertjes |
Zelfstandig naamwoord
de beroepsschrijver m
- (letterkunde) (beroep) iemand die met schrijven zijn brood verdient
Gangbaarheid
- Het woord 'beroepsschrijver' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.