beroepsleven
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·roeps·le·ven
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beroepsleven | beroepslevens |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het beroepsleven o
- dat deel van iemands leven dat te maken heeft met het werk dat men verricht
- ▸ Omdat ook nauwgezet aantekening werd gemaakt van veranderingen in het beroepsleven van de proefkonijnen, had ik trouwhartig gemeld dat mijn nieuwe roman af was, en dat ik zou proberen de alcoholische feestelijkheden eromheen tot een minimum te beperken.[1]
- ▸ Bram Moszkowicz begint zijn tweede beroepsleven in de politiek. De voormalige topadvocaat is sinds vandaag partijleider van VoorNederland (VNL). "Ik ben bevrijd van de angst om te vallen en bevrijd van de angst om door de media neergesabeld te worden", zei hij bij zijn presentatie.[2]
Synoniemen
Vertalingen
1. dat deel van iemands leven dat te maken heeft met het werk dat men verricht
Gangbaarheid
- Het woord beroepsleven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij , ISBN 9789023467014
- ↑ Weblink bron “Moszkowicz van de rechtszaal naar het Binnenhof” (21-04-2015), NOS