beroepskracht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·roeps·kracht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van beroep en kracht met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beroepskracht | beroepskrachten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- persoon die beroepshalve een betaalde functie vervult
Gangbaarheid
- Het woord beroepskracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.