berm
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- berm
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘strook langs weg’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1288 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | berm | bermen |
verkleinwoord | bermpje | bermpjes |
Zelfstandig naamwoord
de berm m
- de onverharde strook aan de kant van een weg of spoorweg
- Na de slippartij kwam de vrachtauto in de berm terecht.
- ▸ Het was al donker toen ik een onverharde weg passeerde waar een aantal eenpersoonstenten in de berm stonden. Iedereen sliep al. Helaas paste mijn tent er niet meer bij en dus zocht ik in de bocht van de weg een vlak plekje op.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- bermbeheer, bermbom, bermbrand, bermflora, bermlamp, bermmonument, bermplank, bermprostitutie, bermslet, bermsloot, bermtoerisme
Vertalingen
1. de onverharde kant van een weg
Gangbaarheid
- Het woord berm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "berm" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "berm" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be