bebinden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·bin·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bebinden |
bebond |
bebonden |
klasse 3 | volledig |
Werkwoord
bebinden [1]
- iemand of iets met banden vastmaken
Gangbaarheid
- Het woord 'bebinden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.