bambi
Niet te verwarren met: Bambi |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bam·bi
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van Bambi, een
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bambi | bambi's |
verkleinwoord | bambitje | bambitjes |
Zelfstandig naamwoord
de bambi m
- (figuurlijk) benaming voor een schattig, onschuldig meisje of vrouw
- ▸ "Ik moest mee naar het bureau, kreeg zo’n bordje en er werden foto’s gemaakt. Het was zo bizar, het voelde een beetje alsof ik in een film zat. Ik zei een beetje lollig tegen mijn pa: Zal ik als een echte crimineel op de foto gaan? Maar uiteindelijk sta je toch met Bambi-ogen op de foto."[1]
- ▸ De Boer, bijnaam Bambi, maakte indruk, won een groot toernooi in Utrecht en werd een bekende Nederlander. Ze kreeg een kortstondige relatie met Goede Tijden Slechte Tijden-ster Bas Muijs en stond zonder (darts)kleding in de Playboy.[2]
Gangbaarheid
- Het woord bambi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Ook Linda had ongeluk in Australië: wat er gebeurde, zal ik nooit weten” (27-10-2016), NOS
- ↑ Weblink bron “Hoe de dartswereld smulde van Mieke de Boer, maar 'Bambi' zelf ongelukkig werd” (01-01-2021), NOS