balkje
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: balkje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɑləkjə / (2 of 3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /'bɑɫkjə/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /'bɑlkjə/
Woordafbreking
- balk·je
Zelfstandig naamwoord
het balkje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord balk
- ▸ Het balkje met de beursnoteringen dat onder aan het scherm liep nam ze voor lief.[1]